This site uses cookies.
Some of these cookies are essential to the operation of the site,
while others help to improve your experience by providing insights into how the site is being used.
For more information, please see the ProZ.com privacy policy.
Freelance translator and/or interpreter, Verified site user
Data security
This person has a SecurePRO™ card. Because this person is not a ProZ.com Plus subscriber, to view his or her SecurePRO™ card you must be a ProZ.com Business member or Plus subscriber.
Affiliations
This person is not affiliated with any business or Blue Board record at ProZ.com.
Dutch to Spanish: Cultuurbezit / Patrimonio cultural General field: Art/Literary
Source text - Dutch Rudy Kousbroek, Cultuurbezit
Deze foto vond ik in een boekje getiteld De Amsterdamse paardetrams door H.J.A. Duparc, verschenen in 1973. Het is op deze foto dan ook begonnen om de twee trams links en rechts, paardetrams gefotografeerd op de Dam in het jaar 1903.
Het curieuze is dat van geen der beide tramwagens de paarden zichtbaar zijn; maar daar ging het mij ook niet om, wat op die foto mijn aandacht trok was het in volle gang zijnde slopen van een klassiek gebouw. Moeilijk te beschrijven hoe ik daar van schrik, het is alsof ik het niet kan geloven: een vergrijp, een wandaad, destructie van cultuurbezit, een klassiek gebouw dat bezig is in puin te worden gelegd. Griekse tempels, daar wonen de Griekse goden. Zulke gebouwen ken je als ruïnes, maar niet als iets waar ze bezig zijn een ruïne van te maken. Kijk toch die zuilen: dat zijn kostbare Ionische zuilen, voorzichtig! Die mogen niet kapot! Je ziet de diepte er achter, de aanblik is hartverscheurend, hoog en nobel.
Dat is een gevoel van respect waar ik mee ben opgegroeid; het is in zekere zin een geconditioneerde reflex, dat weet ik heel goed, maar c’est plus fort que moi: architectuur met zuilen, dat is klassieke bouwkunst, het mooiste dat de wereld heeft voortgebracht.
Intussen herken ik het gebouw natuurlijk meteen: het is de Beurs van Zocher, gebouwd in 1845 door Jan David Zocher (1790-1870), de ontwerper van het Vondelpark. Misschien geen absoluut meesterwerk, maar op alle foto’s die ik er van ken vind ik die Beurs van Zocher mooi, in de geheime moordkuilen van mijn hart eigenlijk mooier dan die van Berlage, die er voor in de plaats is gekomen.
Niet geografisch: de beurs van Berlage was ook al gebouwd, vaag zichtbaar op de achtergrond. Waar Zochers beurs stond is nu de Bijenkorf. Het heeft toch iets spijtigs dat de paarden allebei net buiten het beeld staan, zodat je niet kunt vaststellen of deze tramwagens door één of twee dieren werden getrokken. Meestal, te oordelen naar de andere foto’s in het boekje, was het er maar één; Hollandse zuinigheid, denk ik dan, want zo’n tramwagen moet toch flink zwaar geweest zijn om te trekken. De wagens hadden 16 zitplaatsen, 5 staanplaatsen op de balcons, plus koetsier en conducteur. Ze reden links, een rit kostte 10 cent, en men stopte waar het uitkwam, haltes waren er nog niet.
Als ik denk aan al die paarden slaat de grote machteloze vergeefse liefde bij mij weer in alle hevigheid toe. De wereld was nog vol paarden van wie niet genoeg gehouden werd, maar zo was de wereld toen. Op 1 Januari 1885 had de Amsterdamse Omnibus Maatschappij er niet minder dan 574 in dienst; die datum was het zilveren jubileum van de maatschappij, gevierd met diverse ceremonies, waaronder het verstrekken van extra haver aan de schimmel Jans, ‘wier stal werd versierd en voorzien van het opschrift “Aan Jans, voor 12 1/2 jaar trouwen dienst”’.
Op 1 Januari 1900 werd de aom overgenomen door de Gemeente Amsterdam. Die ‘kreeg toen de beschikking over 242 tramwagens, 758 paarden, terwijl het voltallige aom-personeel, 777 personen in vaste en 45 in tijdelijke dienst, naar de gemeente overging.’ Een koetsier verdiende 14 gulden in de week, met om de 14 dagen één vrije Zondag.
De overdracht van de particuliere maatschappij naar de gemeente werd overigens gekenmerkt door de karakteristieke noblesse van vrije ondernemers: ‘Allereerst had de aom, laten we zeggen op economische gronden, ervoor gezorgd dat de voorraad hooi omstreeks de jaarwisseling uitgeput was.’
Het gemis aan paarden op de foto van Zochers klassieke bouwwerk wordt gecompenseerd door een andere foto van de Dam, zonder gebouw maar met een paard, een schimmel met het bijschrift: ‘Het is niet ondenkbaar dat het dit dier is geweest dat zich op de Dam bij het omspannen had losgerukt van het dienstdoend personeel en, door de totaal verblufte lieden nagegaapt, wegdraafde door de Paleisstraat.’ Het detail dat mij het meest ontroert is dat dit paard de trambaan volgde en ‘enige tijd later aanklopte bij de remise aan het eindpunt’. Hij verlangde naar huis.
Een bladzijde die dit boekje onvergetelijk maakt is die met de namen van bijna alle paarden die in dienst waren bij de aom. Ik zou ze allemaal wel over willen typen, maar het zijn er bijna 500. Waaronder heel treffende, zoals Truitje, Vrouwtje, Egidius, Dapper, Meyerbeer, Roosje, Rozijn, Thorbecke en Locomotief.
Translation - Spanish Rudy Kousbroek, Patrimonio cultural
Esta foto la encontré en un librito titulado De Amsterdamse paardetrams (Los tranvías a caballo de Ámsterdam), de H.J.A. Duparc, publicado en 1973. La intención de la foto, tomada en la plaza Dam en el año 1903, era mostrar los dos tranvías ―de tracción animal, para ser precisos― que se ven a izquierda y derecha.
Lo curioso es que de ninguno de los dos tranvías llegan a distinguirse los caballos; pero tampoco es eso lo que me importa. Lo que me llamó la atención de esta foto fue la demolición en plena marcha de un edificio clásico. Es difícil describir el espanto y la incredulidad que eso me provoca: un delito, una atrocidad, la destrucción de parte del patrimonio cultural, un edificio clásico en proceso de convertirse en escombros. Los templos griegos son la morada de los dioses griegos. Son edificios que solemos conocer en ruinas, pero no como algo que el hombre esté empeñándose en reducir a ruinas. Fíjense en esas columnas: se trata de valiosas columnas jónicas. ¡Cuidado, que no se dañen! Se vislumbra la profundidad que hay detrás, la visión es desgarradora, esbelta y noble.
Me invade un sentimiento de respeto con el que me crié ―en cierto modo, un reflejo condicionado, lo sé muy bien, pero es más fuerte que yo―: la arquitectura con columnas equivale a arquitectura clásica, lo más bello que el mundo haya producido.
Mientras tanto, por supuesto que reconozco enseguida el edificio: es la Bolsa de Zocher, construida en 1845 por el arquitecto Jan David Zocher (1790-1870), autor del diseño paisajístico del Vondelpark amsterdamés. Tal vez no sea una obra maestra en términos absolutos, pero en todas las fotos que conozco de ella, la Bolsa de Zocher me parece hermosa ―en las profundidades de mi alma, más que la de Berlage, que ocupó su lugar―.
No el geográfico, claro: la Bolsa de Berlage ya se había construido con anterioridad, se la reconoce vagamente al fondo. Donde estaba la Bolsa de Zocher, ahora se encuentran los grandes almacenes De Bijenkorf. En realidad, es en cierta medida una pena que en ambos casos los caballos hayan quedado justo fuera de la imagen, de modo que no pueda constatarse si los tranvías eran tirados por uno o dos animales. Por lo general, a juzgar por las otras fotos contenidas en el librito, hacía el trabajo uno solo; cicatería holandesa ―pienso―, porque un tranvía de esos debe de haber pesado lo suyo. Los coches tenían capacidad para dieciséis pasajeros sentados y otros cinco de pie en las plataformas, más el cochero y el cobrador. Circulaban por la izquierda, un viaje costaba diez centavos de florín y la gente se bajaba donde le fuera posible: todavía no había paradas.
Cuando pienso en todos esos caballos, vuelve a asaltarme en toda su magnitud un amor inmenso, impotente y vano. El mundo todavía estaba lleno de caballos que no eran amados lo suficiente, pero así era el mundo entonces. El 1 de enero de 1885, la Compañía de Ómnibus Amsterdamesa (AOM por su sigla en neerlandés) contaba con no menos de 574 caballos en servicio; esa fecha correspondía al vigésimoquinto aniversario de la compañía, celebrado con varias ceremonias, entre ella el suministro de una ración de heno extra a la tordilla Jans, “cuya caballeriza fue decorada y provista de la inscripción ʿA Jans, por sus 12 1/2 años de fiel servicioʾ”.
El 1 de enero de 1900, la AOM fue absorbida por la Municipalidad de Ámsterdam, que “tomó posesión de 242 vagones y 758 caballos, mientras que la totalidad del personal de la AOM, a saber: 777 empleados fijos y 45 en servicio temporal, fueron transferidos al municipio”. Un cochero ganaba 14 florines por semana, con un domingo franco cada quince días.
Por otra parte, el traspaso de la compañía a la municipalidad se vio signado por la característica nobleza de la empresa privada: “En primer lugar, la AOM ―digamos que por razones económicas― se había encargado de que cerca de fin de año las provisiones de heno se agotaran”.
La ausencia de caballos en la foto del edificio clásico de Zocher se ve compensada por otra instantánea del Dam, sin edificio pero con un caballo, un tordillo, con el siguiente pie de foto: “No es impensable que haya sido este el animal que en el Dam se libró del personal de servicio cuando lo estaban enganchando y salió disparado por la calle del Palacio, dejando completamente atónitos a los transeúntes, que contemplaban la escena boquiabiertos”. El detalle que más me conmueve es que ese caballo siguió las vías del tranvía y “poco después golpeaba a la puerta de la cochera en la terminal”. Extrañaba su hogar.
Una página que hace de este librito un objeto inolvidable es la que contiene los nombres de casi todos los caballos que prestaron servicio en la AOM. Me encantaría transcribirlos todos, pero son casi quinientos; entre ellos, algunos muy llamativos, como Truitje (Pequeña Gertrudis), Vrouwtje (Mujercita), Egidius (Egidio), Dapper (Valiente), Meyerbeer , Roosje (Rosita), Rozijn (Pasa de uva), Thorbecke y Locomotief (Locomotora).
More
Less
Translation education
Graduate diploma - Vertaler Spaans (B.Tr)
Experience
Years of experience: 17. Registered at ProZ.com: Nov 2013.